Iedere schrijver heeft van nature een voorkeur voor een bepaald perspectief. Bij mij is dat bijvoorbeeld de ik-vorm, meestal in tegenwoordige tijd. Maar er zijn natuurlijk tal van andere mogelijkheden: tweede persoon, derde persoon, verleden tijd in plaats van tegenwoordige tijd. Soms is het goed om te experimenteren met de vorm en te ervaren wat dit met een tekst doet. In de laatste uitgave van Tekstblad stond een interessante schrijfoefening die dit tot doel heeft. Ik nam de uitdaging aan om mijn voorkeursstijl los te laten, met deze vier korte verhalen als resultaat.
1
Ik stond op om naar het toilet te gaan. In de tussentijd was het al behoorlijk druk geworden in de tearoom. Met één hand streek ik mijn rok van tule glad. Voorzichtig stapte ik van het kleine trapje. Met de hoge hakken die ik aan had was het niet moeilijk om te vallen. Op dat moment, een moment van opperste concentratie, hoorde ik de dame die links achterin aan een tafeltje zat iets tegen me zeggen. Tien seconden gingen voorbij voordat haar woorden tot me doordrongen. Waarschijnlijk heb ik haar eerst heel glazig aan staan kijken. “Hé jij daar, wil je voor mij de koffiemelk pakken?”
2
Ze stond op om naar het toilet te gaan. Toen ze om zich heen keek zag ze dat het in de tussentijd al behoorlijk druk was geworden in de tearoom. Met één hand streek ze haar rok van tule glad. Voorzichtig stapte ze van het trapje, bang om te vallen met haar hoge hakken. Op dat moment, net toen ze in opperste concentratie op de eerste trede stapte, riep de dame die links achterin aan een tafeltje zat haar iets toe. Tien seconden lang was het heel stil. Het leek of de woorden haast niet tot het meisje doordrongen. Met een glazige blik in haar ogen staarde ze naar de dame in de hoek, die op haar beurt ongeduldig terugkeek. “Hé jij daar, wil je voor mij de koffiemelk pakken?”
3
Je staat op om naar het toilet te gaan. Je kijkt om je heen en ziet dat het ondertussen al behoorlijk druk is geworden in de tearoom waar je je bevindt. Je hebt een rok van tule aan, die je met één hand een beetje glad probeert te strijken. Heel rustig loop je naar het afstapje, bang om te struikelen op zulke hoge hakken. In opperste concentratie stap je op de eerste trede. Dan realiseer je je dat iemand iets naar je roept. Je kijkt om je heen en ziet een dame aan een tafeltje links achterin ongeduldig naar je kijken. Het duurt even voordat het tot je doordringt wat ze zegt. “Hé jij daar, wil je voor mij de koffiemelk pakken?”
4
Ik zie haar opstaan. Waarschijnlijk gaat ze naar het toilet. Het is ondertussen behoorlijk druk geworden in de tearoom, bijna alle tafeltjes zijn bezet. Ze strijkt met haar rechterhand één van de lagen van haar rok van tule glad. Voorzichtig loopt ze naar het trapje. Met zulke hoge hakken kan ze ook niet anders, bedenk ik me. Net als ze haar voet op de bovenste trede heeft gezet, wordt ze geroepen door een dame die aan een tafeltje links achterin zit. Het lijkt alsof de woorden haast niet tot het meisje doordringen. Glazig kijkt ze in het rond, eerst naar mij, dan naar de dame, die ondertussen ongeduldig met haar voet aan het tikken is. “Hé jij daar, wil je voor mij de koffiemelk pakken?”
Wil je gebruik maken van mijn professionele diensten als (tekst)schrijver of redacteur? Kijk dan op mijn website.