In mijn bloementuin staat een plant met vaalgroene bladeren, die niet glanzen, maar een beetje dof zijn. Tussen die bladeren verschenen bloemknoppen, trosjes met staafjes. PlantNet, de app waarmee ik ieder onbekend plantje opzoek, beweerde dat dit het kaal wasbloempje was. Ik twijfelde daar aan en liet de plant met rust.
Vlak voor het weekend openden de eerste bloemknoppen zich. Kleine, felroze bloemetjes, ieder met vijf hartvormige kroonbladeren en rechtopstaande stuifmeeldraden. Echt tijd om erbij stil te staan had ik niet, of nam ik niet, want mijn hoofd zat vol met gedachten over de boekpresentatie van Duikpakdagen, mijn nieuwe bundel met gedichten en teksten.
Die boekpresentatie was afgelopen zondag. Aan een heleboel lieve mensen mocht ik tijdens die presentatie vertellen hoe die bundel in de afgelopen vier jaar is ontstaan. Ik vertelde over de zomer van 2019, over mijn leven toen, over hoe ik elke dag langs de Waal wandelde, over de verhalen die ik in deze tijd schreef.
Ook vertelde ik dat het eigenlijk nooit de bedoeling was om Duikpakdagen te schrijven. Dat het uiteindelijk deze bundel met gedichten en verhalen zou worden. Of dat ik iets zou maken over een felroze duikpak. De teksten en gedichten zijn gewoon ontstaan, het werden er steeds meer, en ik heb ze laten opkomen.
Ik heb ze laten opkomen, net als dat felroze bloempje in mijn bloementuin. Net zolang tot ik wist wat het moest worden, hoe ik alle teksten en gedichten zou ordenen, welke illustraties ik erbij zou maken, wat ik moest schrappen en wat ik moest behouden. Dat voelt goed.
En het bloempje in mijn tuin? Dat is een pekbloem, een eenjarige bloem uit de familie van anjers. Geen onbekende, besefte ik toen. Vorig jaar was zij ook in mijn bloementuin verschenen, in een kleinere variant, aan het einde van de zomer. En: ze mag blijven.
Nieuwsgierig geworden naar Duikpakdagen? Je kunt hier een exemplaar bestellen!
Eerder al schreef ik over een andere felroze bloem uit mijn tuin: de prikneus.