Je zult maar woordenboekmaker zijn. Kun je dan nog wel onbezorgd spreken, een e-mail typen of iemand een kort berichtje sturen? Of wordt dat onmogelijk, doordat je elk woord afweegt, telkens op zoek naar dié ene term met de juiste betekenis?
Hoe ik hierbij kom? Onlangs las ik in de krant dat er een nieuwe editie van de Dikke van Dale is uitgebracht. Maar liefst 18.000 nieuwe woorden staan daar in, maar er zijn ook woorden verdwenen, of woorden waarvan de betekenis is aangepast. Natuurlijk niet altijd zonder het nodige commentaar.
Taal weerspiegelt de huidige stand van zaken in de maatschappij, maar kan ook onze werkelijkheid vormen. Zo is het voor menigeen waarschijnlijk geen verrassing dat in deze tijd waarin het aantal kerkgangers afneemt de christelijke woordenschat ook terugloopt. Of dat met alle discussie rondom het Sinterklaasfeest er is gekozen voor een nieuwe betekenis van “Zwarte Piet”, waarbij het woord “knecht” is weggelaten.
Dat taal ook onze manier van kijken naar de wereld beïnvloedt, wordt ook duidelijk uit het overbekende voorbeeld van de Inuït en het woord “sneeuw”. Waar in de Nederlandse taal maar één woord bestaat voor het verschijnsel sneeuw, kennen de Inuït verschillende termen. Zo is “nutagak” poedersneeuw, is “milik” heel zachte sneeuw, is “katiksunik” lichte sneeuw die diep genoeg is om overheen te lopen en is “massak” met water gemengde sneeuw. Waar wij gewoon sneeuw zien, niets meer en niet minder, zien de Inuït een heel scala aan sneeuwen. Simpelweg omdat ze vanuit hun taal de mogelijkheid hebben om die te benoemen. Het onderscheidt in taal het kunnen onderscheiden van bepaalde fenomenen zijn met elkaar verbonden.
En als dat zo is, wat betekent dat dan voor het ontstaan van woorden als “gelukszoeker” en “testosteronbommen”, om twee recent in opkomst zijnde begrippen te gebruiken? De term gelukszoeker wordt geopperd, en gelijk klinkt overal het verzoek onderscheid te maken tussen gelukszoekers en “echte vluchtelingen”. Die laatste groep moet vooral worden gemeden, uitgezet, of niet eens toegelaten. Maarre.. niet om het één of ander, is iemand die een uitkering aanvraagt omdat hij te lui is om te werken niet ook een gelukszoeker?
Hoe anders zou het zijn als er consequent gesproken zou worden van “hulpbehoevenden” of “oorlogsslachtoffers”. Zou heel Nederland dan nog steeds in rep en roer zijn? Zouden er dan nog steeds auto’s van politici worden geblokkeerd? Zou de ene groep mensen tijdens een demonstratie de andere groep mensen nog steeds zwart maken?
Met taal kun je listige spelletjes spelen, vooral in de politiek. Je zult maar woordenboekmaker zijn. Of zouden die zich alleen maar verkneukelen om elk nieuw woord dat er ontstaat?