Ik hou ervan als dingen waar ik op verschillende momenten over heb nagedacht opeens bij elkaar komen. Sinds ik een opleiding Storytelling deed (in 2019 en 2020) denk ik regelmatig na over wat een goed verhaal tot een goed verhaal maakt. Tijdens deze opleiding maakte ik kennis met de ‘monomythe’ van de Amerikaanse literatuurwetenschapper Joseph Campbell. Die monomythe wordt ook wel ‘de reis van de held’ genoemd, en het is een soort algemeen stappenplan dat de basis vormt voor veel verhalen. Campbell zag dit terug in allerlei grote klassieke verhalen, mythen en sprookjes. De ‘held’ (soms ook een antiheld) gaat de strijd aan met diens eigen tekortkomingen, of met lokale of historische beperkingen, komt onderweg verschillende hobbels tegen en wint het gevecht (of niet).
Bij Storytelling wordt dat vaak gecombineerd met het idee van de ‘zeven basisplots’, narratieve structuren die iedereen wel kent: bijvoorbeeld het verhaal van de krantenjongen die miljonair wordt, of het verhaal van de held die strijd voor een betere wereld.
Maar al deze verhaallijnen gaan uit van een rechtlijnige ontwikkeling met een – toch wel erg vaak – gelukkig einde. In het echte leven is het echter vaak niet eind goed, al goed, gaat die lijn alle kanten op en kruist met allerlei andere lijnen, lijnen van andere levens. Waarom slaan dit soort verhalen (die ook door allerlei grote merken gretig worden ingezet) dan toch zo aan, en waarom krijgen andere verhalen minder aandacht of blijven onverteld?
Ik heb hier lang over nagedacht en kan zeker een aantal antwoorden op bedenken, zoals dat deze verhalen hoop geven, houvast bieden, enzovoorts. Maar is het daadwerkelijk hoopgevend, geeft het daadwerkelijk houvast, als je telkens alleen maar zulke verhalen hoort terwijl er in je eigen leven van alles niet goed gaat, moeilijk is, langzaam afbrokkelt, of je telkens weer op hetzelfde punt terechtkomt? (Dit zijn vragen die ik mezelf bijvoorbeeld stel als ik nadenk over allerlei ellende die er in de wereld is.)
Een verhaal waar ik hoop van krijg, en wat mij houvast biedt, is dat wat Maria Popova vertelt in Figuring. Het boek vertelt niet over één held, maar behandelt de verhalen van een heleboel bekende en minder bekende historische figuren, en de verbinding tussen al deze mensen, afgewisseld met een heleboel mooie bespiegelingen. Mij inspireerde het volgende citaat: ‘There are infinitely many kinds of beautiful lives’, omdat ik toen ik dat las besefte dat er net als oneindig veel mooie levens, ook oneindig veel mooie verhalen te vertellen zijn.
Campbells idee van de monomythe kwam ik afgelopen december (2022 dus) ook weer tegen, in The Flowering Wand van Sophie Strand. In dit boek analyseert Strand verschillende mythen met mannelijke hoofdpersonen, en onderzoekt of deze verhalen ook op een andere manier vertelt kunnen worden, of er ook op een andere manier invulling gegeven kan worden aan wat mannelijk is. Over Campbells theorie schrijft ze dat deze, ondanks initiële kritieken, zo overtuigend was dat het nu een vast onderdeel is van ‘the very pith of our literature, our entertainment, and our psychosocial narratives’. Om vervolgens een – mijns inziens zeer terechte – vraag te stellen: ‘What does it feel like […] to be given only one story?’.
Dit is zo ongeveer wat ik me ook afvraag: wat betekent het om maar één verhaal na te kunnen leven? Kan ik, en wil ik, alleen maar heldenverhalen, alleen maar succesverhalen vertellen? En zo nee, wat kan ik dan nog meer vertellen? Welke andere manieren zijn er om te vertellen, welke andere verhalen kan ik vertellen?
Dit alles bij elkaar is een soort zoektocht geworden, een zoektocht naar hoe ik meer beweging kan krijgen in de monomythe. En afgelopen maand (september 2023), ben ik in die zoektocht weer een stap verder gekomen. Voor een schrijfopdracht zocht ik informatie over de Utrechtse wijk Lombok. Zo kwam ik uit bij een scriptie van een bachelorstudent van de Universiteit Utrecht, waar ik vluchtig doorheen scrolde, totdat ik uitkwam bij het hoofdstuk over de onderzoeksmethoden. De student schreef over first person action research en het gelijknamige boek van Judi Marshall. Ik raakte geïnteresseerd, bestelde het boek en las het in een week uit.
In een van de hoofdstukken van het boek stuitte ik op het idee van de systeemarchetypen. Dat zijn steeds de terugkerende patronen in systemen – bijvoorbeeld in organisaties, in ecosystemen, maar ook in mensenlevens. Zoiets als de zeven basisplots dus, maar dan net even anders.
Die patronen bestaan namelijk niet uit één lijn die gevolgd wordt, zoals het patroon van de monomythe, maar uit verschillende lijnen die cirkels vormen, en elkaar steeds weer beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is het patroon van de ‘succes to the succesful’: twee mensen die in eerste instantie hetzelfde kunnen, en hetzelfde willen, maar waarvan maar eentje gestimuleerd en geholpen wordt, zodat die zich kan ontwikkelen, diens talent kan laten zien, vervolgens weer meer gestimuleerd en geholpen wordt, en zich nog meer ontwikkelt, terwijl de ander achterblijft. Dat geeft een breder beeld dan het verhaal waarin op één enkele held gefocust wordt. Het succes van de één kan van invloed zijn op het maar niet kunnen slagen van de ander – en ze staan niet los van de omgeving waarin ze zich bevinden.
Dat doet me dan weer denken aan een van mijn favoriete citaten, uit De anderen van Simone de Beauvoir: ‘Ik heb eens gelezen: ieder mens is verantwoordelijk voor alles, tegenover allen. Dat lijkt me volkomen waar. (…) Ik heb de wereld niet geschapen. Maar ik schep hem ieder ogenblik opnieuw door mijn aanwezigheid.’
Maar goed, terug naar die lijnen en cirkels van de systeemarchetypen. Die spreken me meer aan dan dat ene heldenverhaal. Omdat er beweging in zit, omdat er verbinding in zit. De komende tijd ga ik dan ook uitzoeken of, en hoe, ik deze systeemarchetypen, deze lijnen en cirkels en verbindingen, kan gebruiken om een goed verhaal te vertellen.