Afspiegeling

Als je in de spiegel kijkt, zie je dan het heden, het verleden, of de toekomst? vraagt Annemarie aan haar moeder, terwijl ze haar gezicht steeds dichter naar de spiegel brengt. Het is een redelijk grote spiegel met een ebbenhouten lijst, niet echt elegant maar zeker niet lelijk, hooguit een beetje lomp. Het glas is licht beschadigd, en ook op de lijst zitten krassen. In beide onderste hoeken zit een foto geklemd: links een van Annemarie als zesjarig meisje, hand in hand met haar ouders, rechts een oude schoolfoto van Alise, haar moeders enige kleinkind. Annemarie haalt de foto’s uit de lijst, bekijkt ze aandachtig, en zet ze daarna omgekeerd weer terug.

De spiegel hangt naast de voordeur, had daar altijd al gehangen. Iedereen die binnenkomt loopt zo zichzelf voorbij en iedereen die vertrekt moet zichzelf juist in de ogen kijken. Een grapje van haar moeder.

Als je jezelf zoekt, is in de spiegel kijken niet voldoende, had haar moeder een keer gezegd toen Annemarie met Alise op de arm te lang naast de voordeur had gestaan. Haar vader had daaraan toegevoegd dat ze, om te achterhalen wie ze was, beter naar haar moeder kijken kon. Maar nu, bijna vijfentwintig jaar later, weet ze nog steeds niet goed wie haar moeder is, ook al heeft ze haar nog zo vaak bestudeerd.

Annemarie bekijkt haar spiegelbeeld: haar halflange, donkerbruine haren met de grijze uitgroei, haar bruine ogen, de kraaienpootjes die elke dag dieper lijken te zijn, de donkere kringen onder haar ogen, het losse velletje op haar onderlip. Ze heeft die ochtend nog wel make-up opgedaan, een lijntje boven haar ogen en een subtiele lippenstift, maar dat had weinig effect gehad.

Via de spiegel aanschouwt ze haar moeder. Haar donkergrijze haren die in een strakke knot zijn gebonden, haar hangende schouders, handen in de zakken van haar beige mantel. Ze schraapt haar keel, waarop haar moeder zich omdraait en haar toesnauwt wat sta je daar nou te staan?

Zo staan ze een tijd stil in de gang, totdat Annemarie een stap naar achter doet zodat ze zowel zichzelf als haar moeder in de spiegel ziet. Laten we gaan, zegt ze.

Ik kijk nooit meer in de spiegel, zegt haar moeder en ze doet de voordeur open. Ik kijk niet meer in de spiegel, want dan word ik ook niet geconfronteerd met wat er is, wat er nooit is geweest en wat er nooit zal zijn.

Mijn boek

Bestel 'Een zwerm spreeuwen'