Cirkels en ovalen

Waarom is de hemel blauw, terwijl het heelal zwart is? vroeg ik hem en ik liet me achterover vallen, ik voelde de grassprietjes over mijn blote benen aaien, in mijn nek kriebelen, in mijn schouders prikken. Hij lachte en ging naast me zitten, het gras scheen hij niet te voelen, maar de zon scheen fel en dat voelde hij wel, dus hief hij zijn hand op tegen de lichtstralen die zich naar zijn gezicht uitstrekten.

Het heelal is zwart, omdat het leeg is, zei hij en zijn gezicht was nu naast het mijne, zijn hand op mijn buik. Vanaf het punt waar zijn vingertoppen mijn huid beroerden voelde ik lichte tintelingen die zich vervolgens over de rest van mijn lichaam verplaatsten en ik bedacht me dat dit soort sensaties altijd sterker waren in de zomer dan in de winter.

En terwijl onze lichamen elkaar steeds dichter naderden en ik mijn hand op zijn rug legde en met mijn nagels over zijn schouderblad kraste, fluisterde hij in mijn oor dat er door die leegte geen reflectie van licht is en dus zie je zwart, omdat zwart de afwezigheid van licht aangeeft. Toen ik hem kuste, mijn ogen sloot en alles voor even in duisternis gehuld was, wilde ik het liefst verdwijnen in die leegte, om voor altijd te verstillen op dat moment.

Zo verstreek de zomer, we verspilden onze dagen in het park. We lagen samen in het gras en de ene dag hadden we meer kleding aan dan de andere dag, maar dat gaf niet want het had met de temperatuur te maken, zo hielden we onszelf voor. Telkens weer keken we naar die strakblauwe hemel of naar de wolken die voorbijdreven. Ik stelde hem alle vragen over de dingen die ik weten wilde, over het leven over de liefde over de dood en of god bestond en waarom er oorlogen waren, of mensen die elkaar naar het leven stonden, en over emoties over gevoelens over lust over verlangen. Hij had overal een antwoord op en als hij het antwoord niet had stond hij op, pakte me vast en draaide me rond.

Dan keek ik hem aan en hij keek ook terug en op een keer vroeg hij: weet je waarom ik meer van ovalen dan van cirkels houd? Ik antwoorde dat ik dat niet wist dus lachte hij weer. Omdat in een cirkel de afstand tot het midden overal gelijk is en bij een ovaal niet, had hij uitgeroepen en we draaiden nog steeds rond. Het is net als bij mensen, zei hij, je voelt je ook niet met iedereen even verbonden, bij sommige mensen voel je meer afstand. En alle dingen die in het leven goed moeten verlopen zijn ook ovaal, kijk maar naar een fietsketting of een badkuip. Ik zei hem dat een klok anders behoorlijk rond was en toen keek hij boos en liet me los, want hij was geen man van de tijd.

Het onvermijdelijke gebeurde, want de zomer veranderde in herfst, de lucht was niet meer blauw maar grijs en het gras was te nat en te koud om op te liggen. In plaats van rondjes in het park nam hij me mee naar elk café elke kroeg elke club elke discotheek als hij het antwoord op mijn vragen niet wist. En daar draaiden we dan om elkaar heen op donderdag, op vrijdag, op zaterdag, tot het weer licht werd. In mijn herinneringen zijn al die nachten versmolten tot één dans omdat alles altijd hetzelfde verliep net als de aarde die telkens weer in dezelfde baan om de zon draait en dat vroeg ik hem op een nacht, we lagen in bed en mijn mond was droog en mijn hoofd deed pijn.

Is de wereld dan ook perfect omdat de aarde in een ellips om de zon heen draait? Hij draaide zich om en draaide zich van me af en mompelde dat hij zo moe werd van al mijn vragen en of ik niet een keer mijn mond kon houden, één keer en dat dát dan de perfecte wereld zou zijn, totale stilte van mijn kant. En ik draaide me ook om, zodat we met onze ruggen naar elkaar toe lagen, net voldoende afstand om elkaars huid niet te raken maar elkaars lichaamswarmte wel te voelen. Ik bewoog niet en hij bewoog ook niet. Ik hoorde alleen zijn ademhaling en die gaf aan dat hij nog wakker was en ik dacht aan hoe anders alle voorgaande nachten waren verlopen, een voortzetting van ons extatisch dansen.

In de ochtend toen ik wakker werd had ik nog steeds hoofdpijn en dorst en ik ging water halen. Wil je ook? vroeg ik hem en hij zei ja en daar zaten we dan, naakt in bed, ieder op een rand en we keken elkaar niet aan en zeiden ook niets. De stilte hing tussen ons in, werd drukkend, benauwde me, nog niet eerder had ik een stilte ervaren die zo aanwezig was. Is dit de stilte die je zo fijn vindt? vroeg ik. Nee, zei hij en hij liep naar de badkamer om zich te scheren met zo’n ouderwets barbiersmes en omdat ik dat zo bijzonder vond liep ik mee om te kijken en ik wees hem op dit bijzondere feit. Zijn gezichtsuitdrukking gaf aan dat hij het niet bijzonder vond, maar dat hij boos was en ik realiseerde me dat hij al heel lang niet had gelachen en ik eigenlijk ook niet, dus stond ik op en liep weg om me aan te kleden.

Vanuit het raam zag ik dat de wereld die dag wit was, het had gesneeuwd, nee het sneeuwde nog steeds. De winter was daar en alles was veranderd, zuiver, rein, nieuw, wit. Ik wilde hem vragen of dit dan het tegenoverstelde was van het kleurloze heelal, maar ik durfde niet dus ging ik maar thee zetten. Zwijgend kwam hij aan tafel zitten, zwijgend dronken we en aten we en keken we naar buiten en zwijgend stonden we allebei op om naar buiten te gaan, niet samen, hij eerst en ik daarna en we vervolgden onze eigen weg.

Het werd vanzelf weer donderdag en ik danste alleen in mijn bed, waar hij was weet ik niet. Misschien thuis, misschien met vrienden, misschien had hij een ander meisje gevonden, een meisje dat niet zoveel vragen stelde en dat niet steeds rondjes draaide, maar perfecte ovalen. Een meisje dat gewoon stil was, gewoon stil, zo moeilijk hoeft het niet te zijn.

Toen de aarde honderd maal om haar eigen as was gedraaid en al meer dan een kwart was gevorderd in haar baan om de aarde kwam ik hem tegen op de hoek van de straat. De lucht was weer blauw dus had ik een jurkje aan en ik had blote benen, hij lachte en zei tegen me: zie ik je morgen om twee uur in het park? Ik lachte terug en wilde weten of hij nog steeds een ovale klok hanteerde, maar hij waardeerde dat niet en kaatste mijn woorden terug door te zeggen dat ik niets was veranderd en wat was nou een halfuurtje wachten op een heel mensenleven? Een halfuurtje, zei ik, ik keek naar hem en terwijl mijn ogen over zijn gezicht gleden, van zijn kin naar zijn neus op zoek naar zijn ogen om hem aan te kijken, welde er een vraag in me op die ik stelde zonder erbij na te denken: als ogen de spiegels van de ziel zijn, wat betekent het dan dat jouw ogen bijna zwart zijn?

Mijn boek

Bestel 'Een zwerm spreeuwen'