De juiste snaar

Ze zei dat ik mooi was en ik vond haar mooi terug. Ik zei dat ze lief was en zij vond me lief terug. Toen zei ze dat ze nooit eerder zo verliefd was geweest en ik was nooit eerder zo verliefd terug. We zagen elkaar elke week, op donderdagavond bij mij thuis. Zij speelde voor mij het rifje van Nirvana’s Come as you are, ik las haar voor uit Dantes Goddelijke komedie, we waren in de vierde laag van de hel beland, maar de echte woorden in mijn hoofd kreeg ik niet over mijn lippen. Het zal de leeftijd zijn geweest. Ik was negentien, zij zestien. Bij haar thuis kwam ik nooit, tot ze me op een dag uitnodigde om op bezoek te komen. Op een zondag nog wel.

Natuurlijk was ik zenuwachtig. Een eerste indruk op je toekomstige schoonouders maak je maar één keer, dus ik trok mijn mooiste kleding aan en deed zelfs mijn haar. Het was twintig minuten fietsen, ik deed er een halfuur over. Niet vanwege de tegenwind, nee, ik wilde niet te bezweet aankomen. Ik geloof niet dat ik bezweet ben aangekomen.

Mijn fiets zette ik tegen het hekje van de voortuin, dat zag er stevig genoeg uit. Ik belde aan en zij deed open, ‘zet je schoenen daar maar neer en hier kun je je jas ophangen’ en ze draaide zich om en liep de woonkamer in. Ik deed mijn schoenen uit, zette ze daar neer en hing mijn jas hier op en liep haar achterna. Onwetend.

‘Dit is Steven en dit zijn mijn ouders’. Ik gaf ze alledrie een hand en ging zitten op de enige lege stoel. ‘Steven is mijn vriend’ zei ze en haar moeder vulde aan ‘dus jij bent de Bjorn waar Isabel het altijd over heeft, ik begreep dat je ook bevriend bent Jonathan en Lisa, wat leuk, de moeder van Jonathan ken ik nog van de basisschool, vind je dat niet toevallig?’. Ik zei ‘oh’ en ‘ja’ en viel toen stil, want meer te zeggen was er niet.

Isabel zat naast Steven op de bank, hij had zijn arm om haar heen geslagen en lachte naar me met zijn puisterige pubergezicht en ik probeerde terug te lachen, probeerde. Haar moeder vroeg naar mijn studie en hoe het was om niet meer thuis te wonen en ik vertelde haar van alles, keek niet naar Steven, niet naar Isabel, ook niet naar haar vader, want die had nog helemaal niets gevraagd. Toen ik uitgepraat was, ben ik opgestaan met de smoes dat ik de hond die ik niet had nog uit moest laten en ik gaf weer iedereen een hand, zelfs Isabel, en fietste terug naar huis.

De donderdag daarna stond ze voor mijn deur, met haar gitaar en de bewering dat ze mij veel leuker vond dan Steven. ‘Daarom heb ik het uitgemaakt.’ Ik las haar weer uit Dante voor, die bij de louteringsberg aangekomen was. Zij had nieuwe gitaarrifjes geleerd en speelde die terwijl ik door haar donkere haren streelde. Toen ze wegging liet ze haar gitaar achter, omdat het regende. Voor mij was dat een goed voorteken, ze zou terugkomen en dat deed ze ook, vijftien weken lang en telkens bleef haar gitaar in mijn slaapkamer staan.

De zestiende week nam ik haar mee naar de stad en daar aten we taart, het was een mooie dag en ik had eindelijk de woorden gevonden om mijn gevoelens uit te drukken. De afwezigheid van Dantes meesterwerk deed me blijkbaar goed. Haar donkere ogen sprankelden en een glimlach speelde om haar lippen, ze was prachtig en ik kon me niets anders voorstellen dan een leven met haar. ‘Wat ben je lief’, zei ze eerst en toen ging ze verder, ‘ik ben nog nooit zo verliefd geweest’, en toen ‘ik vond jou altijd al leuker dan Steven’ en tot slot ‘maar ik wil geen relatie, want ik ben bang om ook jou kwijt te raken’. Ik heb mijn taart laten staan, zelfs mijn ijsthee niet opgedronken.

In mijn kamer stond nog steeds haar gitaar, zij kwam niet, niet op donderdag en ook niet op een andere dag, ik leerde mezelf een aantal rifjes spelen, speelde die elke dag tot middernacht en viel dan in slaap. Er gingen weer zestien weken voorbij en toen belde ze me op en vroeg of ik haar gitaar terug kon brengen en ik zei ‘dacht het niet’ en hing op. Daarna werd ik gebeld door haar moeder, door haar vader, door onze gezamenlijke vrienden, zelfs een keer door Steven. Zij stelden dezelfde vraag en dus had ik hetzelfde antwoord klaar, tot ik er op een avond klaar mee was. Ik pakte de gitaar, speelde wat, pakte toen een schaar en knipte alle snaren door, stapte op de fiets en fietste naar haar huis. Ik deed er vijftien minuten over, ondanks de tegenwind. Bezweet kwam ik aan. In plaats van mijn fiets zette ik dit maal de gitaar tegen het hek in de voortuin. Ik belde aan en fietste weg, zo hard als ik kon.

Mijn boek

Bestel 'Een zwerm spreeuwen'