Schelp

Voor hem heb ik een schelp meegenomen. Het is een vaalwit exemplaar van ongeveer drie centimeter breed, met ribbels waar hij met zijn duimnagel overheen krast. Omdat ik aan je dacht, daar op het strand, zeg ik.

Hij plaatst de schelp op de rug van zijn hand, de bolle kant naar beneden. Dan beweegt hij zijn hand omhoog, lanceert de schelp en vangt hem in één vlugge beweging.

Luister je wel?

Hij rekt zich uit, draait zich naar me toe en legt de schelp op mijn voorhoofd. Zie je ook die horizontale lijnen, zeg ik en ik wijs naar de donkerdere lijnen die op verschillende hoogtes op de schelp zitten. Net als de jaarringen van een boom geven die een leeftijd aan.

Hmm, zegt hij en hij brengt zijn gezicht dichter naar het mijne toe, maar blijft zijn ogen op de schelp gericht houden.

Je zou de hoeveelheid ringen beter kunnen zien als je de schelp doormidden snijdt, zeg ik. Dat had ik ooit eens ergens gelezen, dat je die lijnen aan de binnenkant pas echt goed ziet.

Hij staat op en loopt de kamer uit. Ik hoor hoe hij in de keuken een glas pakt, de kraan aanzet, het glas vult en in een paar slokken weer leegdrinkt. Ik haal de schelp van mijn voorhoofd, leg hem op mijn nachtkastje en ga rechtop zitten.

De schelp groeit met het lichaam van het weekdier dat erin zit mee, roep ik hem vanuit bed toe. Zolang er voldoende voedsel is blijft die schelp groeien. Is dat er niet, dan stopt het groeiproces. Dan krijg je dus zo’n lijn.

Hij komt terug en gaat weer in bed liggen. Ik draai me naar hem toe en vouw een arm en been om zijn lichaam heen. Deze schelp is maar de helft. Ergens moet er nog zo’n helft zijn. Samen vormden ze ooit een beschermend geheel. Ga je nog iets zeggen?

Hmm, zegt hij. Hoe lang ben je weggeweest?

Hij trekt me tegen zich aan, kust mijn wang, mijn kaak, mijn hals, mijn schouder, mijn sleutelbeen. Vier dagen, zeg ik. Het eerste wat ik deed toen ik weer thuis was, was jou bellen, maar je nam niet op.

Ik ben er nu, zegt hij.

Ik weet het, zeg ik en ik druk mijn wang tegen zijn borst. Ze noemen deze schelp ook wel een hartschelp, vanwege de vorm die je krijgt als de twee helften nog aan elkaar zitten.

Hij strijkt met zijn handen door mijn haar, draait er met zijn vingers krullen in. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en voel hoe mijn wimpers zijn huid raken.

Een beschermende hartvorm, zeg ik. Dat is toch mooi?

Ja, zegt hij. Dat is zeker mooi.

Zonder zo’n schelp zouden weekdieren maar kwetsbaar zijn.

Hij laat me los en rolt weer op zijn rug. Er is niets mis met kwetsbaar zijn.

Klopt, zeg ik en ga ook op mijn rug liggen. Nu raken alleen onze schouders elkaar nog.

Het was het eerste wat ik deed toen ik op het strand was, zeg ik.

Wat, vraagt hij.

Ik leg mijn hand op de zijne, plaats mijn vingers zorgvuldig op die van hem. Een schelp voor je zoeken. Om aan je te geven zodra we elkaar weer zouden zien.

Hij spreidt zijn vingers, zodat die van mij er tussen vallen. Samen ballen we onze handen tot een vuist. Dan laten we elkaar los.

Lief, zegt hij. Dat is erg lief van je.

Ik draai mijn hoofd opzij, zodat ik naar hem kijken kan. Met kalk uit het water dat hen omringt maken weekdieren zelf hun eigen schelp, zeg ik. Dat zou ik ook wel willen kunnen.

Hij pakt mijn hand weer, knijpt er zwijgend in. Ik schuif een beetje dichter naar hem toe, zo dicht dat ik de warmte van zijn lichaam voelen kan. Hij doet zijn ogen dicht en zucht, ik doe hem na.

Mijn boek

Bestel 'Een zwerm spreeuwen'