Koeioneren

Heleen?” Met zijn grote grijsblauwe ogen staarde hij mijn kant op. “Mag ik je wat vragen?” “Natuurlijk”. “Wat is koeioneren?” Koeioneren. Hij sprak het woord voorzichtig uit, vol verbazing haast. Koeioneren? Een frisgroen weiland met daarin een dikke koe met enorme uiers vulde mijn hoofd en voorkwam dat ik verder nog helder kon nadenken. “Kun je misschien de zin voorlezen?” Hopelijk zou dat mijn redding zijn. “Zijn klasgenoten koeioneerden hem”. De koe in mijn hoofd begon luid te loeien. “De Engelse vertaling van het woord is to bully”. Dat was het. “Koeioneren betekent zoiets als pesten of plagen”. “Echt?” Zijn gezichtsuitdrukking veranderde van verbazing naar ongeloof. Gelukkig draaide hij zich weer om en stortte zich vol overgave op het leren van de rest van de Engelse woorden.

Zelf kon ik het ook bijna niet geloven. Koeioneren. Plagen, pesten, voor de gek zetten. Jennen, narren, sarren, tarten, tergen, treiteren. Maar ook: bedillen, ringeloren. Iemand of iets op kleinerende, spottende of plagende wijze behandelen, de baas over iemand spelen, of iemand op de kop zitten. In mijn hoofd is ondertussen een kalfje geboren. Het woord is voor het eerst tegengekomen in teksten uit 1628. Het wordt ook wel als koejeneren geschreven. Oorspronkelijk komt het woord vanuit het Frans, van het werkwoord couilloner of coionner. De stam van het woord is coion, dat zowel testikel als gek betekent. In schrijftaal kom je dit woord nauwelijks tegen: het is bij uitstek een woord voor de spreektaal, waarbij het chique Frans dus omgevormd wordt naar het platte Nederlands. Moeeehoeee.

Mijn boek

Bestel 'Een zwerm spreeuwen'