Tijdens mijn schrijfopleiding moest ik een voorbeeld van een goede dialoog meenemen. Wat ik meenam? De Avonturen van Alice in Wonderland van Lewis Carroll*. Het liefst had ik het hele boek voorgelezen. De dialogen die hierin staan, vind ik namelijk fantastisch. Ik wil dan ook een fragment uit dit boek gebruiken om uit te leggen waar een goede dialoog voor mij aan moet voldoen:
‘Jawel, kindje,‘ zei de Hertogin. ‘Alles heeft een moraal, je moet hem alleen zien te vinden.’ Terwijl ze dit zei, drukte ze zich nog wat dichter tegen Alice aan.
Dat vond Alice niet echt prettig. Ten eerste omdat de Hertogin wel erg lelijk was, en ten tweede omdat ze precies groot genoeg was om met haar kin op de schouder van Alice te leunen. En die kin was heel erg puntig. Maar omdat Alice niet onbeleefd wilde zijn, verdroeg ze het zo goed als ze kon.
‘Het spel gaat nu wel wat beter,’ zei ze, om maar iets te zeggen.
‘Dat is waar,’ zei de Hertogin, ‘en de moraal daarvan is: “Het is de liefde, de liefde, waar de wereld om draait.”‘
‘Iemand zei me laatst,’ fluisterde Alice, ‘dat de wereld sneller draait als iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeit.’
‘Ja, ja, maar dat betekent toch hetzelfde?‘ zei de Hertogin.
Ze porde met haar scherpe kinnetje in Alice’ schouder en vervolgde: ‘En de moraal daarvan is: “Wie het zijne niet eert, is het grote niet weerd.”‘
1. Verrassend en veelzeggend
Voor mij is een dialoog geslaagd als er meer staat dan de woorden alleen. Daarmee bedoel ik dat je als lezer tussen de regels door kunt lezen en wordt gedwongen om na te denken over de bedoeling van de schrijver, of van het personage. Een goede dialoog verrast daardoor, maar laat ook ruimte over voor eigen interpretatie van de lezer.
Een juiste keuze van woorden is daarbij heel belangrijk. Ik heb meestal bijvoorbeeld een voorkeur voor een kort en bondig gesprek. Een soort pingpong met woorden. Dat leest fijn. Maar: afwisseling is ook belangrijk. Soms mag een personage het gesprek ook overnemen, iets opvallends zeggen, een aantal regels langer aan het woord zijn, of iets uitspreken wat het gesprek plots een andere richting op stuurt.
Dat laat je stilstaan bij een uitspraak, zorgt ervoor dat je de woorden overdenkt. Bijvoorbeeld de uitspraak van Alice in bovenstaand fragment: ‘Iemand zei me laatst dat de wereld sneller draait als iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeit.’ Vind ik een heel mooie.
2. De functie van een dialoog
Ook geven dialogen belangrijke informatie over de personages. Een dialoog is een weergave van de stem van een personage: een manier van spreken die bij haar of hem past. In het voorbeeld van Alice in Wonderland laat Lewis Carroll ons iets zien over hoe de Hertogin is, doordat zij constant blijft herhalen wat de moraal ergens van is (en daarbij steeds de plank misslaat).
Op basis van wat een personage zegt, vorm je als lezer een beeld. Een goede dialoog zorgt ervoor dat je een personage voor je ziet. Je hoort haar of zijn stem, je zou op basis van eerdere dialoog zelfs al kunnen inschatten hoe het personage op een nieuwe situatie gaat reageren. Een dialoog maakt dat je het verhaal wordt ingezogen.
Daarmee geven dialogen de tekst vaart en maken het tot een levendig geheel. Ze laten de lezer zien hoe een bepaald personage spreekt en denkt, zonder het nodig is om dat expliciet uit te leggen. Een uitwerking van het principe show, don’t tell dus.
3. Dialogen opbouwen
Natuurlijk zijn er verschillende manieren om dialogen in je tekst in te voegen. Je kunt kiezen voor een dialoog in een tik-takvorm. Dat betekent dat er steeds alleen maar gesproken tekst is, die afwisselt tussen de personages. In het voorbeeld van Alice en de Hertogin zou dat dan worden:
‘Jawel kindje. Alles heeft een moraal, je moet hem alleen zien te vinden.’
‘Het spel gaat nu wel wat beter.’
‘Dat is waar, en de moraal daarvan is: “Het is de liefde, de liefde, waar de wereld om draait.”‘
‘Iemand zei me laatst dat de wereld sneller draait als iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeit.’
‘ Ja, ja, maar dat betekent toch hetzelfde? En de moraal daarvan is: “Wie het zijne niet eert, is het grote niet weerd.”‘
Als je vreest dat de lezer de draad kwijtraakt en niet meer weet wie wat zegt, kun je zinsnedes toevoegen, zoals hier ‘zei de Hertogin’ of ‘zei Alice’. Natuurlijk hoef je niet altijd het werkwoord ‘zeggen’ te gebruiken. Varieer hierin, maak er bijvoorbeeld van ‘fluisterde Alice’ of ‘vervolgde ze’.
Tot slot kun je dialogen onderbreken met handelingen, om te voorkomen dat het eindeloze gesprekken worden. Lewis Carroll beschrijft bijvoorbeeld dat de Hertogin zich dichter tegen Alice aandrukt en met de punt van haar kin in diens schouder prikt. Waarom dat belangrijk is? Je personages bevinden zich namelijk ook ergens, ze staan of zitten op een bepaalde manier, ze bewegen op eigen wijze door de ruimte. Beschrijf dat.
*Niet zomaar een versie van Alice in Wonderland, nee nee, het betrof een uitgave van Gottmer Uitgeverij, met illustraties van Floor Rieder. Een aanrader!