Het grote versus het kleine
Er zit altijd een duidelijk verschil tussen mijn vakantiefoto’s en die van mijn geliefde P. Terwijl hij graag vergezichten vastlegt, met bergtoppen, watervallen, uitzichten op een dal enzovoorts, fotografeer ik steevast dingen van dichtbij. Planten, korstmossen, schimmels, het patroon van kleedjes die over een hek hangen…
Dat hij meer van het grote is en ik meer van het kleine ben, blijkt eigenlijk al tijdens onze wandelingen. Als hij me ergens op wijst klinkt het als ‘Moet je daar eens kijken’. Als ik hem ergens op wijs, klinkt het als ‘Moet je hier eens kijken’. De details, daar gaat mijn aandacht telkens weer naar uit.
Ook in mijn schrijven ben ik van de details. Niet voor niets heb ik tijdens mijn schrijfopleiding meerdere malen te horen gekregen dat ik een nauwgezet waarnemer ben. Ik kan niet anders, want dat is hoe ik de wereld zie: als een verzameling van een haast oneindige hoeveelheid details die ik in mijn hoofd constant tot een groter plaatje om moet zetten.
Niet alle details zijn relevant
Wanneer ik iets schrijf – of dat nou een kort (of lang) verhaal is, een Woordportret, of een biologieles – ga ik ook altijd eerst op zoek naar de details. Ik moet eerst alles weten, alles uitzoeken, alles onderzoeken, en dan pas kan ik er een goedlopende tekst van maken.
Maar dat betekent niet dat ik alle details in wat ik schrijf ook weer laat terugkomen. Alsjeblieft niet, dat zou voor jou als lezer veel te vermoeiend worden. (Alhoewel ik wel denk dat dit ook een kwestie van smaak is. Ik hou bijvoorbeeld van romans die heel traag zijn, heel gedetailleerd, maar dat geldt natuurlijk niet voor iedereen). Uiteindelijk kies ik die details die relevant zijn voor wat ik wil vertellen. De sprekende details, waarmee ik een zo duidelijk mogelijk beeld kan scheppen. Details die je niet alleen iets laten zien, maar die ook de andere zintuigen aanspreken.
Een voorbeeld
Als ik je bijvoorbeeld zou vertellen over mijn vakantie in Oostenrijk, dan zou ik iets vertellen over het denderende geraas van de waterval, dat gelukkig niet meer te horen was als ik het raam van de slaapkamer van ons appartement dichtdeed. Ik zou vertellen over de scherpe gembersmaak van de kruidenpastilles die P. uit de supermarkt had meegenomen.
Ik zou vertellen over de spierpijn die ik had nadat we op dag één meteen twaalfhonderd meter waren afgedaald, spierpijn die na drie dagen nog steeds niet over was. Ik zou vertellen over de geur van nat asfalt toen het na een aantal dagen van hitte keihard ging regen, waardoor de rivier in het naastgelegen dorp buiten zijn voegen trad.
En ik zou vertellen over het trossteenbreek, een plantje dat ik er op de rotsen zag groeien, en waar ik een foto van heb gemaakt – een detailfoto, uiteraard. Ik zou vertellen over blaadjes die een rozet vormen, over hun kartelige randjes, haast wit van kleur, die wel behaard lijken te zijn. Kijk maar naar mijn foto, daar zie je het ook.